Deel1: lichtmeten en belichten
Deel 2: scherpte
Deel 3: de praktijk
Bij onderstaande beelden geef ik aan hoe ik het licht gemeten heb en waar ik op gelet heb voor wat betreft scherpstelling en scherptediepte. Uiteraard zijn er andere methoden mogelijk!
De originele dia's bevatten overigens veel meer detail, wat ook de doortekening van bijvoorbeeld de lucht en schaduwen ten goede komt.
In zijn algemeenheid werk ik bij landschap als volgt: ik zet de camera neer, zet de lens van mijn keus erop en kies hoeveel scherptediepte ik wil. Daarop stel ik het diafragma in op de 6x6. Vervolgens schat ik welke sluitertijd het wordt (ik werk altijd met ISO100 film, dus dat maakt het eenvoudiger om te schatten). Ik stel de betreffende diafragma en sluitertijd in op de Pentax MZ5n met 100mm lens en doe een spotmeting op een aantal relevante delen van het onderwerp: komt het gras precies goed uit, is de sneeuw twee stops lichter, lopen de schaduwen dicht doordat ze donkerder zijn dan min twee en een halve stop.
Ben ik niet tevreden over mijn eerste schatting dan wijzig ik de sluitertijd en 'scan' het onderwerp opnieuw. Zodra ik er uit ben, pas ik de instelling op de 6x6 aan. Mijn Rollei 6008 maakt dat erg eenvoudig, doordat zowel diafragma als sluitertijd in een-derde stops ingesteld kunnen worden.
Ik werk bij landschap altijd vanaf statief. In principe hoef ik dus niet te letten op lange sluitertijden. Dat geeft veel vrijheid om een klein diafragma te kiezen ter wille van de scherptediepte.
Problemen ontstaan pas als het onderwerp beweegt. Dan moet je een keus maken voor meer scherpte van het hoofdonderwerp of voor meer scherptediepte.
Gewone scene:
Bewolkt weer overdag maakt het lichtmeten vrij eenvoudig. De contrasten zijn in principe niet erg groot - behalve dan tussen de lucht en het land. Dat laatste blijkt ook wel daaruit, dat de wolken allemaal erg licht zijn. Dat komt overigens prima overeen met de werkelijkheid.
Eerst koos ik het diafragma: f16. f22 was voor de scherptediepte aardig geweest, maar ik was bang dat de koeien er dan bewogen op zouden komen. Ik deed vervolgens een spotmeting met mijn kleinbeeld, waarbij ik de lens op f16 zette. Het gras, wat meestal mooi met gemiddeld grijs overeenkomt, gaf bij dat diafragma een sluitertijd van 1/15 sec.
De lucht was ten opzichte daarvan 3 stops lichter, wat zou betekenen dat er geen enkele doortekening meer in de lucht zou zijn. Daarom koos ik voor een halve stop onderbelichting. Omdat de Bronica EC alleen instelbaar is op hele sluitertijden, kan je halve stops alleen met het diafragma regelen. Ik draaide het dicht tot halverwege f16 en f22.
De zegge linksonder werd daarmee niet donkerder dan anderhalve stop onder het gemiddelde - geen probleem.
Hoog contrast:
In dit soort situaties moet je wel een keuze maken. Als je de boom goed belicht wilt hebben, wordt de waterval overbelicht en vice versa. En omdat de boom als omlijsting dienst doet en de waterval het eigenlijke onderwerp is, was de keus niet moeilijk.
Met een spotmeting is het erg eenvoudig om een groot deel van het onderwerp te negeren. Met integraalmeting was dit een lastige scene geweest en ik betwijfel of een matrixmeting hieruit gekomen was.
Ik deed met de kleinbeeldcamera een meting op het groen naast de waterval en zette die over op de Bronica. De waterval zou daarmee twee stops boven de meting liggen - wat een prima doortekening oplevert. De boom was ruim 3 stops onderbelicht ten opzichte van de meting; wat bladeren aan de voet vingen nog genoeg licht op om op de dia te komen.
Een scene als deze is bij zonlicht bijna niet te fotograferen. Het contrast is dan nog hoger, terwijl allerlei schaduwen de compositie verstoren.
Bij het scherpstellen ben ik ervanuit gegaan dat de omgeving van de waterval - het hoofdonderwerp - het scherpst moest zijn. Door het kiezen van een klein diafragma werd de boom op de voorgrond ook nog behoorlijk scherp.
Geringe scherptediepte:
Belichten was hier niet erg moeilijk. Ik heb gemeten op het gras in de verte, wat me gemiddeld grijs lijkt. De landtong in de verte is nog net waarneembaar.
Bij het lichtmeten moet je trouwens uitkijken dat je niet tezeer meet op een punt in de verte. Vanwege het atmosferisch perspectief, waarbij de verte steeds blauwer en waziger wordt, is de verte namelijk bijna altijd lichter dan het onderwerp dichterbij.
Ik wilde de bloemen isoleren uit hun achtergrond, zonder die geheel onherkenbaar te maken. Ik nam daarom een 25cm 4.0 telelens en stelde scherp op de bloemen. Ik draaide het diafragma langzaam dicht en keek wat er gebeurde met de scherptediepte.
Zo te zien vond ik het bij circa f8 mooi en stelde vervolgens de sluitertijd vast.
De scherptediepte is hiermee gering. Het onderwerp krijgt daarmee des te meer aandacht. De achtergrond van bremstruiken en zee blijft echter herkenbaar - zeker als je deze foto ziet in de oorspronkelijke serie.
Verlopend grijs filter:
De hele morgen wilde de zon maar niet door de wolken komen. Het lichtmeten was dan ook relatief eenvoudig geweest: meet op de sneeuw, en belicht ten opzichte daarvan 2 stops over.
Toen ik deze foto wilde maken, brak de lucht achter de boerderij wat open, terwijl het licht dat op het besneeuwde weiland viel gelijk bleef. De lucht werd daarmee nog een stop of meer lichter dan het weiland, waarmee het buiten de belichtingsspeelruimte van de diafilm zou vallen.
Daarom plaatste ik een 1-stop verlopend grijs filter voor de lens. Zo'n filter is voor de helft geheel kleurloos-doorzichtig en de andere helft is kleurloos grijs. Dat deel van het onderwerp dat door het grijze deel van het filter wordt belicht, wordt daarmee een stop donkerder. [ Er zijn ook verlopend grijs filters met bijvoorbeeld 2 stops grijs. ]
Zulke filters zijn ideaal voor onderwerpen met een lucht, die te licht uitvalt als je belicht op de voorgrond. [ Ik had dit filter ook kunnen gebruiken met de foto hierboven met de koeien, maar dan was de lucht wel wat zwaar uitgevallen. ]
Doordat ik dit filter inzette, bleef de sneeuw licht, zonder dat het effect van de opklaring in de verte verloren ging. Deze opklaring steekt immers nog goed af bij de wolken rechtboven het weiland.
Ik wist van te voren dat het met de 150mm niet zou lukken om van voor tot achter alles echt scherp te krijgen. Via de instelschaal van het objectief heb ik hyperfocaal scherpgesteld op f16. Voor de zekerheid heb ik het diafragma dichtgedraaid tot f22.
Het gras helemaal in de voorgrond is nog steeds niet scherp. Jammer, maar daar valt volgens mij niet echt de aandacht op.
[ Voor ingewijden: dit soort momenten kan ik erg naar een technische camera verlangen... ]
Zonsondergang:
Zonsondergangen (en opgangen, overigens) lijken moeilijker dan ze zijn. Omdat we er aan gewend zijn dat tijdens een zonsondergang de omgeving steeds donkerder wordt, accepteren we lichtere en donkere versies van hetzelfde onderwerpen zonder problemen. De kijker weet namelijk toch niet hoe donker het tijdens de opname eigenlijk was.
Als algemene regel kun je zeggen dat je bij een zonsondergang kunt meten op een stuk wolk met fraaie kleur en die meting gewoon overnemen. De zon zelf en het helste zonlicht valt wellicht dan buiten de belichtingsspeelruimte van de film, maar dat geeft niet: ons oog kan namelijk in werkelijkheid ook niet tegen de zon inkijken.
Bij deze opname heb ik gemeten op de geel-oranje lucht rechts op een-derde in beeld. Het wolkje bovenin komt daarmee overeen. De blauwe lucht bovenin was ongeveer een stop donkerder. Het licht van de zon is niet meer doortekent - maar omdat de zon bijna geheel was afgedekt door een wolk, vraagt het lichtste deel van het beeld niet te veel aandacht.
Wat op de dia beter overkomt dan op de monitor, is het toonverschil tussen eiland en zee. Het eiland is echt zwart, de zee vertoont nog enige doortekening.
Nachtopname:
Bij nachtopnames zijn de contrasten vaak zeer hoog. Bovendien valt het niet mee om een gemiddeld stuk grijs aan te wijzen. Je moet dan ook eigenlijk kiezen wat je goed belicht wilt hebben. Lampen, zoals de floodlights hier, kunnen dan overbelicht raken (het helpt dan om de compositie zo te kiezen dat ze niet of zo min mogelijk zichtbaar zijn). Schaduwpartijen worden daarentegen helemaal zwart.
Een valkuil bij nachtopnames is het onderwerp te licht te maken. Het menselijk ook ervaart de nacht als donker, en dat mag op de foto nog best overkomen. Een stop onderbelichten ten opzichte van de dag is dan ook niet vreemd.
Dat heb ik hier ook toegepast: de muur van het rechterhuis zou anders een halve stop lichter dan grijs zijn geweest, nu is hij wat donker dan gemiddeld grijs.
Het is vaak ook niet onverstandig om een belichtingstrapje te maken.
Scherpstelling was probleemloos: er bevindt zich niets dicht in de buurt.
Een belichtingstrapje (Engels: bracketing):
Van onderstaande foto heb ik een serie gemaakt, met telkens twee derde stop verschil. Ik deed dit, omdat ik het water wel licht wilde hebben, zonder het volledig blank te maken.
Ik heb de scans verder niet doorgedrukt of tegengehouden; originele opname op Velvia 100F; Sonnar 150mm @22, belichting circa 1 sec.
Ik heb scherpgesteld op de rots in de voorgrond. De achtergrond is wellicht daarmee wat minder scherp, maar door de bewegingsonscherpte van het water is dat niet merkbaar.
twee derde stop lichter veel detail in struiken, niet in water |
|
originele interpretatie (m.i. ook de beste) | |
twee derde stop donkerder veel doortekening in water, niet in struiken |
Dit artikel is geschreven door Wim van Velzen, © 2004.
Op- en aanmerkingen zijn welkom!Bovenstaande foto's zijn opgenomen in de verschillende portfolio's!
Het is ook mogelijk vergrotingen van deze foto's te bestellen of ze editoraal of commercieel te gebruiken.