Speuld 1 | Speuld 2 |
Speuld 3 | Speuld 4 | Speuld 5 |
Speuld 6 | Speuld 7 | Speuld 8 | Speuld 9 |
Speuld 10 | Speuld 11 | Speuld 12 |
Speuld 13 | Speuld 14 |
Speuld 15 | Speuld 16 | Speuld 17 |
Speuld 18 | Speuld 19 | Speuld 20 | Speuld 21 |
Putten 1 | Putten 2 |
Een van Nederlands mooiste bossen zijn de tweeling Sprielder- en Speulderbosch. Alleen al de naam laat een wereld aan leven, verhalen en magische plekken vermoeden. Brede beuken en rank hakhout wisselen elkaar af; in het bos liggen wonderlijke heuveltjes en stille wateren met wel zeer diepe gronden.
Het Boshuis in de buurtschap Drie (bij Speuld, tussen Putten en Garderen) biedt een aardig beginpunt voor een verkenning. Dit buurtschap dankt volgens de sage zijn naam aan drie reuzen, die zich ooit vestigden op de Veluwe. Verstoord in hun rust door het gestamp, gesnurk en geschreeuw van die reuzen besloten de plaatselijke dwergen het leven van de nieuwkomers onmogelijk te maken. Maar niets weerhield de reuzen: ze bouwden hun huis, planten bomen en oogsten hun rogge.
Het boshuis staat op de plek van hun woning, de enorme bomen herinneren nog altijd aan hun vroegere planters. En de dwergen? Zo voel je jezelf, als je onderaan een boom omhoogkijkt.
Het Sprielder- en Speulderbosch is een van de meest oorspronkelijk bossen in Nederland. Wellicht is hier zelfs wel nooit alles gekapt geweest - een unicum in Nederland! Wat overigens niet wil zeggen dat de mens niet intensief met en van het bos geleefd heeft.
De bossen bestaan grotendeels uit beuk, wintereik en her en der wat rijzige dennen. Het oostelijk deel, het Speulderbosch, was voornamelijk het terrein van de heren. Het bos werd in stand gehouden met het oog op de jacht.
Het Sprielderbosch was het boerenbos, oftewel een malebos waar het buurtmaalschap waakte over de gemeenschappelijke belangen van de boeren. Eeuwenlang zochten de bewoners van de naburige plaatsen hier de mooiste stammen uit voor de bouw van hun huizen en schuren. Wat bleef staan waren de kromme, af en toe aan elkaar vergroeide exemplaren: de dansende bomen. Varkens werden hier geweid en aan de randen graasden de koeien.
Hier overheerst het hakhout, waar bomen laag worden geknot zodat de tenen gebruikt kunnen worden als geriefhout: paaltjes, stelen en takkenbossen voor de ovens.
Heerlijk afwezig is het productiebos van louter sparren, zoals dat in vele plaatsen op de Veluwe te vinden is. Dat zijn eigenlijk alleen maar saaie dennenakkers, waar geen charme vanuit gaat. Maar hier dringt het zonlicht tot de bodem door, hier groeien de kleine zaailingen tussen de oudere op en kunnen oude bomen waardig sterven.
Lopend door het bos, valt op hoe vlak het gebied is. De zandwegen liggen wat dieper in de grond geslepen, maar verder verheffen zich alleen wat heuveltjes uit het land. Stille getuigen van prehistorische bewoners, die hier hun doden begroeven.
Maar plotseling wijkt de bodem en opent zich de aarde. Meer dan tien meter zakt het bos in, om uit te komen op een stukje moeras. Het geweld namelijk van de ijstijd bracht niet alleen het zand van de Veluwe, maar gaf het ook reliëf.
Het is niet groter dan zo'n 50 bij 20 meter, maar dit Solse Gat heeft iets magisch. De naam verwijst naar de zonnegod Sol en volgens hen die het weten kunnen, lopen hier gunstige leylijnen en liggen er krachtige energievelden. Een poort naar andere werelden.
Water in de beslotenheid van zo'n bos geeft inderdaad een enorm oergevoel. Dit landschap heeft iets ouds en jongs tegelijk. Hier staat de tijd stil. Of beter gezegd: hier doet de tijd helemaal niet ter zake.
De vergaande begeestering voor deze plek bij sommige hedendaagse heksen en zielen die graag een conversatie beginnen met een boom, kan ik echter ook weer niet helemaal navoelen, maar dat ligt vermoedelijk ook aan de bankjes en prullenbakken die Staatsbosbeheer zorgzaam in de buurt heeft geplaatst...
Toch is het niet moeilijk je voor te stellen dat 's nacht hier nog het klokkengebeier te horen is van het klooster dat hier als straf voor het goddeloos gedrag van zijn bewoners in een stormachtige kerstnacht door de bodem is gezakt. En die oude beuken weten meer dan ze je willen vertellen... Geritsel in het dichte loof doet mijn hart sneller kloppen, maar het blijkt een schichtig zwijn met jongen te zijn, dat snel de weg oversteekt.
Niet zo vreemd overigens dat dit wild zich zo rusteloos gedraagt. Het bos kent niet alleen sporen uit de ijstijd en vroegste historie van ons land.
Altijd nog lopen door dit bos de kaarsrechte Oude en de Nieuwe Prinsenweg, aangelegd in de jaren 1680 op bevel van stadhouder-koning Willem de Derde. Deze wilde vanuit paleis het Loo over deze lijnen met hoge snelheid in deze bossen kunnen jagen. Majestueus verheffen zich de beukenlanen langs deze wegen. Elk moment verwacht je een groot gezelschap te paard met horens en honden.
Als je de Oude Prinsenweg volgt kom je na een half uur gaans uit op de weg tussen Krachtighuizen en Putten. Een paar honderd meter aan de overkant van die weg, word je geconfronteerd met een grote witte steen in de grond. Aan de steen zit een grote ijzeren ring.
Volgens de berekeningen van een geoloog ligt hier namelijk het zwaartepunt van Nederland. Zou je het land namelijk aan die ring omhoog trekken, dan blijft heel Nederland in evenwicht.
Wat bij mij onmiddellijk de vraag oproept wat er zou gebeuren, als we Belgisch Limburg zouden heroveren. En als je Nederland dan omhoog trekt, loopt dan niet het water uit de Waddenzee, zodat het evenwicht zich weer in zuidelijke richting verplaatst?
En zo mijmer je in dit oude bos over de toevalligheid en tijdelijkheid van politieke grenzen. Grenzen waar gletsjers, hunebedbouwers en wilde zwijnen nooit van geweten hebben.
Langs de Nieuwe Prinsenweg loop ik langzaam terug naar Drie. De bomen voeren nog steeds hun dans op. Het zachte avondlicht strijkt langs de eeuwenoude stammen. Als nu de dwergen, die nog een poging willen wagen de reuzen te verjagen, in het zicht zouden komen, zou ik niet verbaasd zijn. Wat is tijd in dit bos, wat is werkelijkheid?